UPC mag het basistarief voor kabel-tv verhogen in de gemeente Hilversum, vonnist het Gerechtshof Amsterdam. De gemeente moet aan het kabelbedrijf een schadevergoeding betalen, omdat het sinds 2004 tariefverhogingen heeft tegengehouden. Over de hoogte daarvan wordt een aparte schadestaatprocedure gevoerd, tenzij de twee partijen er in onderling overleg uitkomen.
Het Hof heeft op 4 november uitspraak gedaan. De zaak tussen UPC en de gemeente Hilversum speelt al lange tijd. Bij de verkoop van het gemeentelijke kabelbedrijf in 1996 heeft Hilversum vastgelegd dat de tarieven alleen met de inflatie konden stijgen. UPC wilde per 1 januari 2004 de tarieven verhogen, maar de gemeente blokkeerde dat en bleef dat blokkeren. UPC verloor daarover procedures bij de rechter.
De huidige zaak draait om de vraag of een gemeente de juridische basis heeft om in te grijpen op tarieven. Daarover heeft het Europees Hof van Justitie in 2013 de knoop doorgehakt. De diensten die UPC levert, vallen binnen het telecomkader en dus is alleen Opta, nu ACM, bevoegd om maatregelen op te leggen.
Het Hof in Amsterdam heeft nu gevolg gegeven aan die duiding. De gemeente Hilversum had achteraf gezien geen recht om de tariefsverhogingen te blokkeren, vanaf 25 juli 2003, de dag dat alle EU-lidstaten de Europese regels moesten hebben ingevoerd. De rechter oordeelt ook dat de gemeente aansprakelijk is voor de geleden schade, vanaf het moment dat abonnees de tariefsverhoging van 1 januari anders zouden hebben moeten betalen. Over de datum bestaat nu duidelijkheid, over de hoogte van de schade nog niet.
