Het kabinet handhaaft de bewaarplicht voor telecommunicatiegegevens, blijkt uit de beantwoording van schriftelijke vragen van de Tweede Kamer. Op 8 december hebben de kamerleden Verhoeven, Schouw, Van Tongeren en Gesthuizen vragen gesteld.
Minister Opstelten van V&J antwoordt (30 januari) “dat de wetgeving rechtsgeldig tot stand is gekomen, op basis van de daarvoor geldende procedures.” De Tweede Kamer en de Eerste Kamer hebben ingestemd met de bewaarplicht.
Opstelten schrijft dat de Europese richtlijn dataprotectie weliswaar door de rechter is vernietigd, maar de Nederlandse wetgeving niet. “Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie kan worden afgeleid dat het gehele wettelijke stelsel rond de bewaarplicht dient te worden beoordeeld om de vraag van de verenigbaarheid met het Handvest afdoende te kunnen beantwoorden. Tot nu toe heeft noch de Europese noch de nationale rechter geoordeeld over de kwaliteit van de Nederlandse regeling als zodanig.”
Daarbij is van belang dat de Europese richtlijn geen algemene criteria bevatte. De Nederlandse bevatte die wel. Het kabinet stelt dat met enkele aanpassingen de Nederlandse wetgeving in overeenstemming kan worden gebracht met het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.
V&J bevestigt dat het in principe mogelijk is dat providers door hun klanten voor de rechter worden gedaagd, omdat naar het oordeel van die klanten het bewaren en beschikbaar stellen van gegevens onrechtmatig is. Opstelten is niet bereid om providers daarvan te vrijwaren. Mogelijk kunnen providers een procedure beginnen tegen de Staat. Ook daarvan moeten de procedures worden afgewacht.
De Tweede Kamer hield op 29 januari een hoorzitting over de bewaarplicht, waarin voorstanders en tegenstanders aan het woord kwamen, uit kringen van politie en justitie, de academische wereld, de toezichthouders en de private sector, zoals internetproviders en privacy-organisaties.
