
Het is druk op het internationale fusie- en overnamefront. We zetten een aantal transacties en investeringsplannen op een rij en bekijken de belangrijkste implicaties.
- Telenor: verhoogt zijn aandeel in de Russische mobiele operator VimpelCom.
- France Télécom: gaat medeaandeelhouders uitkopen uit de Egyptische aanbieder Mobinil. Het past in het streven om de omzet uit opkomende markten te vergroten (in juli 2010 werd het plan opgevat de omzet uit emerging markets in vijf jaar tijd te verdubbelen). Daarnaast zijn Orange Zwitserland en Orange Oostenrijk (35%) onlangs verkocht, terwijl een belang in CCT (Congo) is aangekocht.
- Deutsche Telekom: zou volgens geruchten afwillen van zijn Britse activiteit, bestaande uit 50 procent van Everything Everywhere. Dat is de joint venture met France Télécom waarin T-Mobile UK is opgegaan. Als dit waar is, is FT natuurlijk een kandidaat om het belang over te nemen. De drijfveer voor DT zou zijn dat het geld nodig heeft om de schuldenlast te reduceren, terwijl de verkoop van T-Mobile USA aan AT&T onlangs geblokkeerd is door de Amerikaanse toezichthouders.
- Vodafone: de overname van C&W Worldwide wordt bestudeerd. De waarde zou minimaal 700 miljoen Britse pond zijn. Naast zakelijke klanten zou het ook kunnen gaan om mobiele backhaul.
- BT Group: na een succesvolle autonome expansie in Azië en Latijns-Amerika (de orderinname is hierdoor met 50% gestegen) is nu de regio Turkije, Midden-Oosten, Afrika aan de beurt (zie ons achtergrondartikel ‘BT Global: fasering drukt omzetgroei, marge omhoog, investeringen werpen vrucht af’).
De eerste conclusie is dat netwerkinvesteringen kansrijk zijn, zeker in aantrekkelijke groeimarkten. Dat geldt voor BT en Vodafone (dat met meer assets minder afhankelijk wordt van derden en zijn marges kan laten groeien) en overigens ook voor Tele2, dat expandeert in met name Rusland en Kazakhstan. De focus ligt daarbij dikwijls op de opkomende markten, zoals we zien bij Telenor, FT, BT en Tele2. Dat dat niet zonder risico is, bleek onlangs in India, waar de overheid de 2G-licenties introk. Vodafone is een voorbeeld van een mobiele operator die door overnames op de vaste markt wil groeien. Verkopen van assets ten slotte is aan de orde als de zware marktomstandigheden leiden tot tegenvallende groei, waardoor het vreemd vermogen op de balans moeilijker te dragen is. DT, Telefónica en mogelijk zelfs KPN (zie onze artikelen ‘KPN voelt de noodzaak te investeren, uitkering aan aandeelhouders onduidelijk’ en ‘KPN door ratingverlaging niet direct in problemen’) zijn daarvan voorbeelden.
Voor Nederland betekenen deze transacties niet zo veel, of het moest zijn dat de commitment aan de Nederlandse markt er door toeneemt: als DT de Britse tak verkoopt, hoeft het wellicht niet de Nederlandse tak te verkopen om zijn schuldenprobleem te verkleinen. Maar de commitment aan Nederland kan ook afnemen: met de grote aandacht voor opkomende markten wordt Nederland minder belangrijk. Dat is te zeggen, in het kader van portfolio management kan een Nederlandse asset juist wel worden aangehouden om het groepsrisico te reduceren. Immers, met een grote portefeuille van assets in de emerging markets (zoals Tele2 en France Télécom hebben), kan Nederland het risico wat dempen.
De aandacht van Vodafone voor de vaste markt werd in Nederland al eerder omgezet in een overname: TNF, thans Vodafone Enterprise Services. Merkwaardig is het in dit kader wel dat Vodafone op de Nederlandse FTTH-markt autonoom wenst te groeien en de overname van diverse glasaanbieders (Caiway, Lijbrandt, XMS, Edutel, Concepts ICT) aan KPN laat – ervan uitgaande dat de NMa de transacties goedkeurt. Vodafone zou met de Reggefiber/Reggeborgh-assets een vliegende start hebben kunnen maken. De overname door KPN dreigt het aanbod te verschralen en dus is het ook vanuit Reggeborgh/Reggefiber jammer dat de ISP’s aan KPN en niet aan een andere partij verkocht worden. Reggefiber en Reggeborgh hebben er immers belang bij dat er levendige concurrentie is op FTTH om de bezettingsgraad van het netwerk te vergroten.
Conclusie: zeer uiteenlopende beweegredenen schuilen achter de huidige ‘golf’ van overnames en desinvesteringen. De voorspelbaarheid van wat de eerstvolgende in het oog springende deal zal zijn, is daardoor minimaal. Investeren in opkomende markten moet tot groei leiden en is dus een offensief instrument om op termijn de balans te verstevigen. Desinvesteren heeft het zelfde doel en kan gezien worden als een defensief instrument dat al op korte termijn voor schuldreductie moet zorgen.