KPN maakte naar het oordeel van het Commissariaat voldoende aannemelijk dat voldoen aan de doorgifteverplichtingen - mede gelet op de totale kosten van Play - aanzienlijke kosten met zich mee zou brengen. Deze kosten leiden ertoe dat Play commercieel niet interessant is doordat consumenten een hogere prijs voor Play moeten betalen en/of doordat KPN als gevolg van deze kosten content in Play moet opnemen die niet aansluit bij de behoefte van de doelgroep van de dienst.
Hierdoor wordt KPN volgens het CvdM de mogelijkheid ontnomen in te spelen op de door de operator gesignaleerde behoefte van de consument om alleen te betalen voor content die hij wenst. KPN zou bovendien in een concurrentienadeel komen ten opzichte van OTT tv-aanbieders die de doorgifteverplichting niet hebben. Het Commissariaat stelt dat het het niet verlenen van een gedeeltelijke ontheffing KPN ertoe zou brengen de dienst Play te schrappen, wat ten nadele zou zijn van de innovatie van het tv-landschap.
KPN kreeg eind 2014 een last onder dwangsom opgelegd door het CvdM vanwege een voortdurende overtreding van de mediawet uit 2008: het niet doorgeven van tv-kanaal Ketnet/Op12 en het niet doorgeven van de vijf radioprogrammakanalen van de Nederlandstalige landelijke Belgische openbare omroepdienst. KPN diende deze last (om de samenstelling van het digitale standaardprogrammapakket van Digitenne in overeenstemming te brengen met de doorgifteverplichtingen) uiterlijk 1 oktober 2014 te hebben uitgevoerd, Het Commissariaat besloot in april 2014 dat KPN niet langer ontheffing kreeg van de doorgifteverplichting.
