ACM kan tarieven vaststellen voor transitdiensten, blijkt uit een advies van het Europees Hof van Justitie. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft begin 2014 prejudiciële vragen gesteld, in een rechtszaak tussen ACM en KPN.
In 2013 is het Nederlandse Besluit Interoperabiliteit gewijzigd. Vanaf dat moment mogen aanbieders van telefonie aan consumenten die niet-geografische nummers bellen geen tarieven in rekening brengen die hoger zijn dan tarieven voor het bellen naar geografische (vaste) nummers.
KPN brengt kosten in rekening voor het transitverkeer tussen het netwerk van de beller en het bedrijf/de organisatie die wordt gebeld. ACM stelde in 2013 dat KPN daarvoor te hoge kosten rekent en legde een last onder dwangsom op.
KPN verweert zich met een interpretatie van het Europese kader, door onder meer te stellen dat ACM eerst een marktanalyse moet uitvoeren voordat zij een verplichting oplegt. Het Europees Hof heeft dit argument ontkracht, in antwoord op vragen van het CBb.
In zijn arrest bevestigt het Hof allereerst dat ACM bevoegd is om een einde te maken aan een belemmering voor oproepen naar niet-geografische nummers, ook als die belemmering voortkomt uit gehanteerde tarieven. De toetsing van die besluiten is aan de rechter. Het CBb zal de behandeling van de zaak weer openen.
