De EU-landen hebben technische specificaties afgesproken om ervoor te zorgen dat hun nationale corona tracking-apps veilig informatie kunnen uitwisselen en grensoverschrijdend kunnen werken. De specificaties hebben betrekking op apps op basis van een gedecentraliseerde architectuur, het systeem dat door de meeste landen wordt gebruikt of in ontwikkeling is. Nederland, Duitsland, Ierland en Polen beginnen op korte termijn een test met ‘hun’ apps.
Nu de EU-landen hun grenzen weer beginnen te openen en de zomervakantieperiode aanstaande is, wordt verwacht dat de apps een sleutelrol zullen spelen bij het opsporen van nieuwe corona infecties en ervoor zorgen dat mensen worden gewaarschuwd voor mogelijke blootstelling aan het virus. Zodra de technische oplossing is geïmplementeerd, zouden de nationale apps moeten werken, zelfs wanneer gebruikers naar een ander EU-land reizen, zonder de noodzaak om een lokale tracing-app te downloaden of te activeren. Personen die in een ander EU-land rondreizen, worden bijvoorbeeld gewaarschuwd als ze in de buurt zijn geweest van iemand die besmet is, en de relevante informatie ontvangen in een taal die ze begrijpen.
De nabijheidsinformatie die tussen apps wordt gedeeld, wordt op een gecodeerde manier uitgewisseld die de identificatie van een individuele persoon verhindert, in overeenstemming met de strikte EU-richtlijnen inzake bescherming van persoonsgegevens; er worden geen geo-locatiegegevens gebruikt. Om het systeem te ondersteunen, heeft de Europese Commissie aangekondigd dat het een gateway-service zal opzetten, met een interface om relevante informatie van nationale contact-tracing-apps en servers te ontvangen en door te geven. Dit zal de hoeveelheid uitgewisselde gegevens minimaliseren en dus het gegevensverbruik van gebruikers verminderen, aldus de Commissie.
De technische specificaties bouwen voort op de interoperabiliteitsrichtlijnen die in mei voor de apps zijn overeengekomen.
