49 procent van de werkende Nederlanders denkt niet dat kunstmatige intelligentie (AI, artificial intelligence) positief uitpakt voor hun leven. Verder denkt driekwart dat de mens altijd belangrijker zal zijn dan informatietechnologie in een werkomgeving. Dat blijkt uit onderzoek van de KNVI, de Nederlandse beroepsvereniging voor informatie- en IT-professionals, onder 1271 Nederlanders van 18 jaar en ouder in loondienst.
Vrouwen zijn er met 59 procent vaker van overtuigd dan mannen (42%) dat AI-technologie en -toepassingen het leven niet echt zullen verbeteren. Ook bij de verwachting dat de mens belangrijker zal blijven dan IT in een werkomgeving scoren vrouwen hoger dan mannen (81 versus 71%).
Digitalisering noopt tot 'smart humanity'
Het is wel erg moeilijk om de impact van technologische ontwikkelingen op de werkplek te overzien, gezien de hoge snelheid waarmee de ontwikkelingen plaatsvinden. Dat stelt Maarten Emons, bestuurslid van de KNVI: “Overigens kan de samenleving de digitalisering niet meer autonoom laten gebeuren. En iedereen zal zich moeten leren verhouden tot de technologische mogelijkheden. Wij noemen dat smart humanity: mensen die digitale ontwikkelingen weten toe te passen.”
Iets meer dan de helft van de werkenden denkt niet dat de invloed die robots en kunstmatige intelligentie op de samenleving gaan hebben, overschat wordt. Wetenschappers verschillen van mening over kunstmatige intelligentie en ook de publicaties over de mogelijke kansen en risico’s lopen uiteen van zeer positief tot zeer negatief. Feit is volgens Emons dat kunstmatige intelligentie straks in meer of mindere mate onderdeel van ieders leven is.
ICT'ers meest positief
Mensen die werken in de ICT (73 procent), de financiële sector (71 procent) en in cultuur, sport en recreatie (65 procent) zijn het meest positief over de gevolgen van AI. Zij denken dat kunstmatige intelligentie ons leven mooier zal maken. Het minst optimistisch zijn werknemers in de groot- en- detailhandel (36 procent). Dit verschil komt volgens Emons onder meer voort uit het feit dat ICT’ers meer bekend zijn met mogelijkheden van nieuwe (digitale) technologieën.
