
De Ondernemingskamer van het gerechtshof in Amsterdam heeft ingestemd met het verzoek van de Vereniging van Effectenbezitters (VEB) om een onderzoek in te stellen naar het beleid van het in mei 2002 ten onder gegane kabelbedrijf KPNQwest. De Ondernemingskamer is van oordeel dat er sprake is van gegronde redenen om te twijfelen aan een juist beleid ten aanzien van de verantwoording van IRU transacties (transacties waarbij de langjarige inkomsten op verkoop van kabelcapaciteit ineens als opbrengst werden genomen, terwijl de kosten in de loop van het contract worden gemaakt en geboekt.); de prognoses van de bedrijfsleiding ten aanzien van de verwachte ontwikkelingen in het eerste kwartaal van 2002; en het handelen van de commissarissen op 22 en 23 mei 2002, toen de voltallige Raad van Commissarissen besloot zijn functie neer te leggen. De Ondernemingskamer heeft de onderzoeksperiode bepaald op 1 januari 2002 tot aan de surseance van KPNQwest op 23 mei 2002. Voor het onderzoek wordt een budget van EUR 500.000 vrijgemaakt. Volgens de VEB dienen de oorzaken van de snelle ondergang van dit kabelbedrijf grondig te worden onderzocht. De VEB heeft tevens de Stichting VEB-Actie KPNQwest opgericht die mede tot doel heeft om schadevergoeding te bewerkstelligen voor de gedupeerde outside aandeelhouders KPNQwest.