Het BIPT concludeert dat het Proximus-kostentoerekeningssysteem voor het jaar 2019 in alle opzichten voldoet aan alle materiële aspecten, aan het wettelijk kader dat werd vastgelegd door de wet van 13 juni 2005 en het besluit van het BIPT van 22 augustus 2007. Dat schrijft de toezichthouder in een besluit.
Naar aanleiding van verschillende besluiten van de Raad van het BIPT werd de verplichting op Proximus opgelegd om een kostentoerekeningssysteem op te zetten. Dat is een geheel van regels aan de hand waarvan de kosten, inkomsten en ingezet kapitaal van een onderneming over haar verschillende diensten en activiteiten kunnen worden verdeeld. De verplichting voor een kostentoerekeningssysteem was opgelegd voor de markten voor lokale toegang op wholesale-niveau, centrale toegang op wholesale-niveau en de markt voor hoogwaardige toegang.
Het systeem moet de regulator in staat stellen om informatie te krijgen over de kosten van diensten die aan regulering onderworpen zijn. Op basis daarvan kan hij bepalen of een operator zijn wettelijke en reglementaire verplichtingen is nagekomen.
Proximus had de audit toevertrouwd aan Deloitte Bedrijfsrevisoren. Het bedrijf concludeerde na het onderzoek dat het kostentoerekeningssysteem, op basis van de geziene feiten, op geen enkele manier 'niet, in alle materiële opzichten, is opgesteld overeenkomstig de bepalingen van het wettelijk kader.'
