
Er komt geen extra wetgeving om het gebruik van de smartphone op de fiets tegen te gaan, schrijft minister Schultz van Haegen aan de Tweede Kamer. De Kamer wil weten of het mogelijk is om fietsers aansprakelijk te stellen voor de schade die ze veroorzaken, zodra ze bellend of append ergens tegenaan rijden.
De mate van aansprakelijkheid is niet gelijk verdeeld tussen automobilist en fietser of voetganger. Bij aanrijdingen tussen auto’s en fietsers is de schade aan fietser en fiets vaak veel ernstiger dan de schade aan bestuurder en de auto. Daarom kent de Wegenverkeerswet artikel 185, dat de aansprakelijkheid van de zwakkere verkeersdeelnemers inperkt. Het doel is om te voorkomen dat de gewonde fietser in het ziekenhuis wordt geconfronteerd met het vergoeden van lakschade.
De kern is dat de automobilist de schade aan andere verkeersdeelnemers moet vergoeden, tenzij hij kan aantonen dat er sprake was van overmacht. In de praktijk ligt die kosten-baten-analyse bij de verzekeraars. Die hebben daar richtlijnen voor, bijvoorbeeld over hoe men omgaat met fietsers die zonder licht rijden, of rode verkeerslichten negeren.
Artikel 185 is bewust algemeen geformuleerd. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu voelt er niet voor om een lijst van specifieke situaties en omschrijvingen in de wet op te nemen. Dat zou naar verwaching van het ministerie niet leiden tot meer claims.
Er komt wel een bewustwordingscampagne over de risico’s van het gebruik van smartphones.