
De Raad voor de rechtspraak adviseert negatief over het wetsvoorstel voor een nieuwe inrichting van het bestuursrecht. Dat blijkt uit het wetgevingsadvies dat de Raad heeft geschreven voor het ministeries van BZK en V&J. De Raad noemt het als een gemiste kans om de bestuursrechtspraak in hoogste instantie(s) in één keer goed te organiseren.
In het bestuursrecht worden de zaken in hoger beroep nu behandeld door drie verschillende colleges, elk met een specialisatie. In het regeerakkoord staat dat de indeling verandert. De voornaamste wijziging is om een strikte scheiding aan te brengen tussen rechtspraak en advisering binnen de Raad van State.
De Centrale Raad van Beroep (CRvB) in Utrecht en het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) in Den Haag zouden worden opgeheven. Het CRvB is nu de hoogste rechter in een aantal rechtsgebieden, maar in de nieuwe situatie gaat het hoger beroep naar de vier Gerechtshoven en is er de mogelijkheid tot Cassatie bij de Hoge Raad.
De dossiers en de rechters van het CBb gaan in dit voorstel naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).
In mei 2013 heeft de Raad voor de rechtspraak in een position paper uiteengezet dat de colleges niet zouden moeten worden opgeheven, maar ondergebracht in één college. Het gaat dan om een nieuw op te richten bestuursrechtelijk gerechtshof, dat de zaken behandelt die momenteel tot de rechtsmacht van de ABRvS, de CRvB en het CBb behoren.
Mocht het kabinet het wetsvoorstel toch indienen, dan doet de Raad voor de rechtspraak enkele aanbevelingen, die onder andere betrekking hebben op de rechtspositie van – voor het leven bij een der colleges – benoemde rechters.