Opta heeft een zware taak om 'WLR-C 2.0' te realiseren

Commentary Broadband Netherlands 31 AUG 2010
Opta heeft een zware taak om 'WLR-C 2.0' te realiseren

De Opta maakt bekend een nieuwe analyse van de Nederlandse TV-markt te gaan maken en verwacht daarvoor een jaar nodig te hebben. Zij voelt zich hiertoe genoodzaakt doordat de rechter (het CBb) de eerdere WLR-C regulering onrechtmatig heeft verklaard, iets waartegen geen beroep mogelijk is. Gelet op het feit dat ook een marktconsultatie gedaan moet worden en dat de EC moet instemmen met een nieuwe analyse, kan nieuwe regulering op z’n vroegst de periode 2012-2014 beslaan. Daarmee zou de regulering twee jaar later ingaan dan de afgeschoten regulering. Gelet op het feit dat analoge TV sowieso een dienst is die gaat verdwijnen (CAIW zet analoge TV al op 10-10-’10 uit), is dat een vertraging die de hele regulering achterhaald kan maken voordat ze in werking kan treden.

De Opta had in zijn WLR-C besluit een regionale benadering gekozen en de kabelbedrijven op die basis aanmerkelijke marktmacht (AMM) toegekend. Het CBb heeft die benadering ongegrond verklaard, waardoor de bodem onder de WLR-C regulering uit is gevallen. Daarbij verwijst het CBb naar Europese regels, die uitgaan van een landelijke afbakening. Ironisch is dan wel dat de EC zelf de regulering van de Opta had goedgekeurd. Daarnaast vindt het CBb dat de Opta ook op productniveau kabeltelevisie onvoldoende heeft afgebakend als aparte dienst. Kortom, het CBb heeft de regulering op procedurele gronden verworpen. Dat is belangrijk om te constateren, want het CBb is dus niet toegekomen aan de vraag of Ziggo, UPC en desnoods ‘de kabel' überhaupt aanmerkelijke marktmacht hebben.

De regelgeving is daarmee stukgelopen op de afbakening. Wat kan de Opta nu doen? Moet er gekeken worden naar televisie, naar analoge TV, naar digitale TV of misschien zelfs naar triple plays? Vooralsnog lijkt het verstandig om de afbakening strak te doen rond kabeltelevisie. Door te wijzen op de verschillen met CanalDigitaal, Digitenne en IPTV (van KPN of Tele2), kan de Opta aannemelijk maken dat kabeltelevisie niet substitueerbaar is. Denk daarbij aan:
• Beeldkwaliteit,
• Keuze aan HD-zenders,
• De beschikbaarheid van BBC1 en 2,
• Het feit dat kabeltelevisie geen set-top box (STB) vergt (belangrijk voor de slaapkamer en de zolder),
• Het feit dat kabeltelevisie geen schotel vergt (sommige eigenaren van flats verbieden het ophangen van schotels),
• Het feit dat kabeltelevisie geen ontvanger bij een raam vergt, waarbij metalen luxaflex het signaal degradeert (zoals Digitenne).
Ironisch is hierbij wel dat de kabel zichzelf in de voet schiet. Kabeloperators kunnen aan hun eigen succes ten onder gaan, juist omdat hun product zich op bovenstaande punten positief onderscheidt van de concurrerende platforms.

De geografische afbakening is een stuk lastiger. De Nederlandse kabelmarkt is, met meer dan 20 aanbieders, nog altijd versnipperd. De Opta heeft geprobeerd de vier grootste, die de kosten van ‘open access’ voor analoge TV kunnen dragen, een afzonderlijke positie te geven in een regionale afbakening. Ga je het landelijke marktaandeel van Ziggo (de grootste) meten, dan kom je op 39 procent van de totale TV-markt (digitale TV: 33%) en is aanmerkelijke marktmacht niet hard te maken. De enige uitweg die de Opta hier mogelijk heeft, is toch op één of andere manier over ‘de kabel’ te spreken, ook al is er sprake van veel verschillende ondernemingen. Een rechtvaardiging kan gevonden worden in het feit dat de verzorgingsgebieden elkaar niet overlappen (uitgezonderd een enkel bedrijventerrein), maar het is zeer de vraag of dit voldoende hard is om regulering op te baseren.

Conclusie: het openen van de kabeltelevisiemarkt appelleert aan ons aller rechtvaardigheidsgevoel vanwege de beperkte substitueerbaarheid door concurrenten als Digitenne. Echter, daar staan verschillende zaken tegenover die de terugkeer van WLR-C in de weg staan:
• Kabeltelevisie verschilt op punten van andere diensten (zoals Digitenne), maar de mate waarin is subjectief. Voor de één zijn de verschillen essentieel, maar voor wie alleen maar naar ‘Nederland 1 t/m 10’ kijkt, is het onderscheid tussen analoge TV en digitale TV vooral kunstmatig.
• We gaan rap over op digitale TV, waardoor de ‘window of opportunity’ voor WLR-C kleiner wordt. Nu al heeft meer dan 50 procent een STB.
• Europese regels nopen tot een landelijke analyse, wat strikt genomen bij voorbaat alle kabeloperators in Nederland van AMM vrijwaart. Hoe kunstmatig dit ook is (kabelaanbieders concurreren immers niet met elkaar), juridisch is het lastig te spreken over ‘de kabel’.

Categorieën:

Bedrijven:

Landen:

Gerelateerde artikelen