
Eurocommissaris Neelie Kroes heeft het fout als ze schrijft dat slechts twee procent van de Nederlandse huishoudens toegang heeft tot breedband internet van 100 Mbps of meer. Dat stelt Rob van Esch, voorzitter van brancheorganisatie NLKabel, in reactie op uitingen van Kroes op 23 juni in het FD over de Nederlandse stand van zaken op breedbandgebied. Volgens Van Esch heeft 95 procent van de Nederlandse huishoudens toegang tot breedband internet van 100 Mbps of meer. Beide partijen hebben gelijk, maar vergelijken appels met peren: potentie versus praktijk.
Van Esch schrijft in zijn blog: ‘95% van alle huishoudens kan vandaag al internetten met een snelheid van 100 Mbps of meer’. Het sleutelwoord in deze zin is ‘kan’. Docsis 3.0 is door kabelaanbieders overal uitgerold (Ziggo, UPC, Zeelandnet, Caiway, Kabelnoord), op een paar kleine kabelaars na plus de paar procent van de huishoudens die geen kabel heeft.
Met Docsis 3.0 zijn snelheden tot 120 Mbps mogelijk. Lang niet elke consument kiest echter voor kabelinternet van 120 Mbps, ook al is het beschikbaar. Kabel telde in Q1 van 2012 ruim 2,8 miljoen aansluitingen, DSL circa 3,2 miljoen (bron: Telecompaper) Je hoeft geen rekenwonder te zijn om te begrijpen dat de 95 procent van Van Esch dus puur theoretisch bedoeld is. Tot zover de potentie.
Kijken we naar de door Kroes in het FD genoemde twee procent. ‘In Europa kent Nederland de hoogste penetratiegraad van vast breedband. Het overgrote deel is echter 10 Mbps, en maar 2,1% van de vaste lijnen biedt een snelheid van 100 Mbps of meer’, schrijft de eurocommissaris in haar FD-column.
Halen we er cijfers van Opta bij over Q4 van 2011, dan heeft inderdaad slechts twee procent van de huishoudens een aansluiting van 100 Mbps of meer. Dit is exclusief de 130.000 actieve FTTH-aansluitingen die Opta voor Q4 2011 heeft geregistreerd. Onderzoek van Telecompaper stelt dat er in Q1 van 2012 al ruim 300.000 homes activated waren (actieve FTTH-aansluitingen). Tot zover de praktijk.
Zowel Kroes als Van Esch hebben gelijk volgens de letter van de wet. Zij hebben echter totaal andere uitgangspunten: wat is er in theorie mogelijk (beschikbaar) versus waar kiezen huishoudens momenteel voor (waar beschikt men over). Gezien die twee procent huishoudens met 100 Mbps of meer, lijken consumenten momenteel slechts in geringe mate 100 Mbps te willen (zie ons commentaar Hoe relevant is downloadsnelheid nog?). Los van praktische problemen wanneer iedereen opeens kabelinternet met 120 Mbps wil, het is wel beschikbaar.
Ambities
De Digitale Agenda van Kroes geeft de ambities van de Europese Commissie op internetgebied als volgt weer:
‘In 2013 beschikken alle Europeanen over breedband internet; in 2020 met een minimale bandbreedte van 30Mbit en minstens 100Mbit voor de helft van de Europeanen’.
De vraag is of Kroes bedoelt dat de helft van de Europese huishoudens in 2020 daadwerkelijk beschikt over internet met 100 Mbps of meer, of dat het beschikbaar moet zijn. Voor Nederland geldt dat de beschikbaarheid nu al het geval is, zowel van 100 Mbps voor de helft van de huishoudens als minimaal 50 mbps voor de rest. Kabel biedt met Docsis 3.0 al 60-120 Mbps, glasvezel biedt snelheden tot 1.000 Mbps (dat laatste overigens alleen zeer lokaal) en DSL gaat bij KPN via technologie zoals pair bonding (bundelen koperaansluitingen in de meterkast) al tot 80 Mbps.
Als Kroes wil dat 50 procent minimaal over 100 Mbps beschikt, en daar lijkt het wel op gezien de gebruikte bewoordingen, dan is er nog een lange weg af te leggen. Maar KPN/Reggefiber en partijen zoals CIF timmeren hard aan de weg om Nederland te verglazen. Telecompaper voorspelt dat Nederland in 2016 drie miljoen FTTH-aansluitingen (homes passed) telt, waarvan 51 procent daadwerkelijk in gebruik (ofwel 1,5 miljoen homes activated), tegen 1 miljoen homes passed eind 2011 (inclusief FTTB), waarvan 31 procent actief in gebruik is.
Een groei van 310.000 naar 1,5 miljoen in 5 jaar is een groei met bijna factor vijf. Uitgaand van 6,4 miljoen breedbandaansluitingen in Nederland (in 2012, het zullen er wat meer zijn in 2020) is een groei met een factor 2,2 in vier jaar genoeg om 50 procent huishoudens met een actieve aansluiting van 100 Mbps of meer te realiseren.
Buitengebied
Voor het buitengebied kan het wat lastiger worden. Kroes had het in haar column ook over het ontsluiten van het buitengebied, waarvoor ze het Britse plattelandsinitiatief B4RN uit Lancashire als voorbeeld gebruikte: gewoon zelf glasvezel laten aanleggen tegen een fractie van de 10.000 euro die het per huishouden zou kosten en 100 Mbps voor 40 euro per maand. Het kán dus wel. Maar dit is (nog) een uitzondering.
Kroes maakt zich zorgen over de digital divide tussen stad en platteland. Ook in Nederland heeft 5 tot 15 procent van de huishoudens slechts 3G mobiel internet of een DSL-aansluiting met 1 Mbps, afgaande op cijfers van Telecompaper. Voor Reggefiber (en dus ook KPN) is volgens Telecompaper 15 procent van de woningen momenteel vanwege redenen als afstanden te duur om rendabel aangesloten te worden. Voor kabelaanbieders geldt dat voor 5 procent van de woningen (bron: rapport van Ministerie van EL&I ‘Goed op weg met breedband, handreiking voor gemeenten en provincies’ - mei 2012).
Combinatie
Tijdens het Congres Breedband 2012 van Telecompaper afgelopen juni bleek dat er in theorie voldoende mogelijkheden zijn om elk huishouden met een combinatie van glasvezel (bijvoorbeeld door bestaande riolen), mobiel internet op basis van 4G en satelliet een minimum van 20 Mbps aan te bieden. Dat zal in 2020 misschien nog geen 50 Mbps voor elk huishouden in het buitengebied opleveren, maar wel een veelvoud van de huidige beschikbare capaciteit.
Provincies zoals Overijssel, Gelderland, Limburg en Noord-Brabant zijn bereid om ontsluiting van het buitengebied te stimuleren met subsidies en leningen, de klantbehoefte zal er ook zeker zijn en daarmee de bereidheid om mee te betalen aan ontsluiting. Het Britse B4RN is hier een succesvol voorbeeld van - en dat zelfs zonder operator. Er is dus behalve technologie ook voldoende stimulans en behoefte aanwezig om een sluitend business model te maken voor de laatste 5 (kabelaanbieders) tot 15 (glasvezelaanbieders) procent.