Google denkt aan stratosfeerballonnen om afgelegen gebieden te voorzien van internetdekking, onder de naam Project Loon. De ballonnen zweven twee keer zo hoog als vliegtuigen, in stabiele luchtstromen met een windsnelheid van 5 tot 30 km/h. Door stijgen en dalen kan een ballon op een andere luchtstroom meeliften en van koers veranderen. Speciale software moet zorgen dat het grid van (grote aantallen) ballonnen min of meer stabiel blijft. Doordat de bakens ook onderling communiceren, kan data worden doorgegeven naar een grondstation. Om de verbinding te onderhouden zijn op de grond speciale richtantennes nodig. Google ziet het project als een manier om ook afgelegen gebieden te voorzien van internet. In Nieuw-Zeeland worden dertig ballonnen losgelaten voor een test.
