
De rechtbank Rotterdam heeft een civiele vordering tegen KPN afgewezen van acht aanbieders van Carrier PreSelect (CPS). BT, Colt, Verizon, UPC, Tele2, Atlantic, Esprit en Scarlet procederen tegen KPN. De kern van het conflict zit in het verschil tussen de verwachte ontwikkeling van de CPS-markt en de daadwerkelijk gerealiseerde volumes. De CPS-afnemers hebben daardoor meer betaald aan KPN. De tarieven voor CPS in de periode 2006-2009 zijn daarmee (voorlopig) bevestigd, maar nog niet alle zaken zijn definitief langs de rechter.
Opta en alle marktpartijen hebben eind 2006-begin 2007 zitten puzzelen over de WLR CPS regulering voor vaste telefonie en de systematiek om de gereguleerde tarieven vast te stellen.
Een verwachte daling van het volume zou leiden tot een stijging van de kosten per minuut die de afnemers aan KPN betalen. Opta overwoog om de driejarige regulering los te laten en over te gaan op eenjarige tariefbesluiten. In die discussie is alsnog gekozen voor een periode van drie jaar.
Enkele marktpartijen zijn in november 2006 akkoord gegaan met een tariefvoorstel van KPN. Dit akkoord heeft de vorm gekregen van een private overeenkomst, waarbij de op dat moment lopende bestuursrechtelijke procedures zijn gestaakt. Aangezien het om gereguleerde diensten gaat, zijn de tarieven wel verbindend verklaard voor alle marktpartijen.
De overeenkomst bevat door KPN voorgestelde gemiddelde tariefplafonds, berekend op de onderliggende kosten en op prognoses van de hoeveelheid belverkeer. Die tarieven zijn de gemiddelde uitkomst van vier verschillende tarieven, namelijk voor set-up (starttik), piek, dal en avond/weekend. Deze vier componenten zijn de ontmiddelde tarieven.
KPN heeft de diensten vervolgens gefactureerd op basis van de ontmiddelde tarieven en de daadwerkelijke volumes in piek, dal en avond & weekend. Afwijkingen ten opzichte van de prognoses zorgen ervoor dat de rekening voor de CPS-afnemers hoger uitkwam dan de gemiddelde prijs, ook boven de prijsplafonds.
De marktpartijen BT cs. hebben voor de rechtbank onder meer gesteld dat sprake is geweest van bedrog, dwaling en verrijking door KPN. De rechtbank stelt in zijn vonnis vast dat bedrijven een overeenkomst hebben getekend op basis van gemiddelde tarieven. Dat er verschil bestaat tussen gemiddeld en ontmiddeld moet hen bekend zijn geweest.
Feitelijk is er een hoger tarief in rekening gebracht dan het gemiddelde tarief in de kostengeoriënteerde markt- en tariefbesluiten. Dat is volgens de rechter echter een gevolg geweest van de door alle marktpartijen geaccepteerde systematiek en de mate van onzekerheid in de ontwikkeling van de dienstenmarkt. De vorderingen van BT c.s. zijn afgewezen.
Naast deze civiele procedures lopen er ook nog bestuursrechtelijke procedures over de periode 2006 tot en met 2008, WPC-I. Over de periode erna lopen de bestuursrechtelijke procedures eveneens nog.