
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) geeft een Europese dimensie aan de problematiek rond niet-geografische nummers. Het CBb stelt prejudiciële vragen aan het Europees Hof van Justitie, blijkt uit een uitspraak van 12 februari.
Naar nu bekend wordt, heeft de ACM op 18 oktober 2013 een last onder dwangsom opgelegd aan KPN. Dit besluit ligt nu stil in afwachting van de procedure bij de rechter.
Niet-geografische nummers is de verzamelnaam voor 0800, 0900, 088, 1-1-2 en enkele andere speciale nummers/nummerreeksen. Het Europese kader (de Universele Dienstenrichtlijn 2002/22/EG) schrijft voor dat alle gebruikers in de EU toegang hebben tot die nummers. Nederland heeft dat opgenomen in de Telecommunicatiewet en het Besluit Interoperabiliteit (BI).
Het staat niet echt ter discussie dat die nummers bereikbaar moeten zijn (dat zijn ze ook wel), maar in het verlengde daarvan ligt de vraag of nadere regels gesteld kunnen worden om die toegang te waarborgen. Dat staat namelijk ook in de Telecommunicatiewet.
Op 1 juli 2013 is artikel 5 van het Besluit Interoperabiliteit gewijzigd. Vanaf dat moment mogen aanbieders van telefonie aan consumenten die niet-geografische nummers bellen (zoals 0900-nummers) geen tarieven in rekening brengen die hoger zijn dan tarieven voor het bellen naar geografische nummers (ofwel normale vaste nummers, zoals 020 of 070-nummers).
Van transitdiensten is sprake als de telefonie-aanbieder van de beller en de aanbieder waarop het niet-geografische nummer is aangesloten, niet dezelfde zijn. In dat geval zorgt de transitdienst van KPN voor de verbinding tussen de beide aanbieders.
KPN rekent de kosten voor de transitdienst aan andere aanbieders, die deze kosten uiteindelijk doorberekenen in de tarieven die consumenten betalen. KPN rekent voor transit naar niet-geografische nummers tarieven die hoger zijn dan de tarieven voor transit naar geografische nummers, ook als rekening wordt gehouden met extra kosten die alleen worden gemaakt in het geval van bellen naar niet-geografische nummers.
De last onder dwangsom is bedoeld om die situatie te beëindigen. De ACM vindt dat KPN te hoge vergoedingen vraagt voor haar transitdienst voor oproepen naar niet-geografische nummers, een onderdeel dus in de keten tussen beller en het bedrijf dat gebeld wordt. De ACM heeft daarvoor medio 2013 een sanctie aangekondigd en in oktober ook echt opgelegd, bevestigt het CBb. ACM publiceert dat besluit echter nog niet.
KPN bestrijdt dat besluit op een aantal gronden. Inhoudelijk, onder meer met een beroep op het toegestane ‘redelijk rendement’ en het bestaan van een hoger incassorisico.
KPN voert ook aan dat artikel 5 in het Besluit Interoperabiliteit onverbindend is, wegens strijd met het Europese Kader van 2009. Er wordt tariefregulering opgelegd, terwijl dat alleen kan aan AMM-partijen na een marktanalyse.
De ACM zegt dat de Telecommunicatiewet zelfstandig allerlei verplichtingen oplegt, die niet volgen uit een marktanalysebesluit. Verder gaat het om het opleggen van ‘passende verplichtingen’.
Het CBb stelt vast dat artikel 5 BI wel degelijk tariefregulering oplegt. De vraag is dan of de Europese regels de ruimte bieden om een tarief van KPN uit te leggen als een belemmering van die toegang.
Natuurlijk erkent de Europese Commissie de Nederlandse regering als wetgever, maar artikel 28 van de UD heeft uitsluitend betrekking op niet-geografische nummers, vandaar dat de specifieke rechtsvraag wel van belang is. Het CBb houdt iedere verdere beslissing aan in afwachting van het Europees Hof.