
Ericsson heeft laten weten dat het in het derde kwartaal een voorziening van 12 miljard SEK (meer dan 1,2 miljard USD) zal nemen wegens mogelijke boetes en kosten. Dat gebeurt in het kader van corruptieonderzoek bij het bedrijf door de Amerikaanse Securities and Exchange Commission (SEC) en het ministerie van Justitie (DoJ).
Ericsson schat de mogelijke sancties op USD 1 miljard, terwijl andere gerelateerde kosten ook nog mogelijk zijn. Er is ook de kwestie van reputatieschade, die een 'materiële' negatieve impact op de netwerkleverancier kan hebben.
De onderneming laat weten dat het proces om een oplossing te vinden nog steeds aan de gang is en dat het vanaf het begin heeft samengewerkt met de Amerikaanse autoriteiten. Het bedrijf merkt op dat het onderzoek een periode tot het eerste kwartaal van 2017 bestrijkt en schendingen van de bedrijfscode en de Amerikaanse Foreign Corrupt Practices Act in zes landen aan het licht bracht: China, Djibouti, Indonesië, Koeweit, Saoedi-Arabië en Vietnam.
Ericsson wordt sinds 2016 onderzocht door de SEC en 2015 door de DoJ voor het mogelijk niet naleven van de Foreign Corrupt Practices Act. Ericsson merkt op dat de inbreuken het gevolg waren van het niet reageren op alarmerende signalen en van ontoereikende interne controles. Sindsdien heeft het bedrijf een aantal disciplinaire maatregelen genomen en actie ondernomen om de tekortkomingen aan te pakken.