
Facebook heeft moties ingediend om de antitrustzaken die zijn aangespannen door de Federal Trade Commission en de procureurs-generaal van de staat te seponeren. Volgens het bedrijf wordt in de klachten niet aannemelijk gemaakt dat Facebook concurrentiebelemmerend of in het nadeel van consumenten heeft gehandeld.
Volgens het bedrijf zijn de claims ongegrond, omdat de FTC niet kan aantonen dat er sprake is van een aannemelijke, relevante antitrustmarkt. "De FTC negeert de meedogenloos competitieve markt die Facebook substantieel al haar inkomsten oplevert (advertenties), en beweert in plaats daarvan een vrije gebruikersmarkt voor 'persoonlijke sociale netwerken' te definiëren met slechts vage grenzen en zonder verwijzing naar wat consumenten beschouwen als aanvaardbare substituten."
Ook de claim dat Facebook een monopolie zou hebben is volgens het bedrijf onzinnig. "De FTC kan niet vaststellen dat Facebook de prijzen heeft verhoogd of de output heeft beperkt, omdat het bureau erkent dat de producten van Facebook gratis en in onbeperkte hoeveelheden worden aangeboden. De klacht van de FTC bevat een enkele, sluitende bewering dat Facebook een marktaandeel heeft 'van meer dan 60 procent', dat buiten beschouwing moet worden gelaten omdat het niet door feiten wordt ondersteund."
Facebook laat doorschemeren dat het de antitrustzaken ziet als gevolg van het debat over onder meer schadelijke content, de privacy van gebruikers en eventuele beïnvloeding van verkiezingen. Het bedrijf zegt echter dat deze zaken aangepakt moeten worden met nieuwe regels en niet met "misplaatste antitrustclaims".