
Nederlanders keken in 2012 gemiddeld 196 minuten (3 uur en 16 minuten) per dag tv. Dat blijkt uit het jaarrapport 2012 van SKO. Volgens de organisatie zijn er twee belangrijke conclusies te trekken: de totale kijktijd stijgt en er wordt meer uitgesteld gekeken. Zowel op tv (onder mee via daarvoor ontwikkelde apps) als op internet worden televisieprogramma’s op een later tijdstip teruggekeken. Dat dat gaat niet ten koste van de totale tijd die de Nederlander aan tv-kijken besteedt.
De hoeveelheid kijken via de tv groeit, met name door het kijken naar sportevenementen (WK schaatsen Allround, EK Voetbal, Olympische Spelen) en het slechte weer in de aprilmaand. De sterke groei van kijktijd naar de nieuwe digitale zenders, geplaatst onder Overig, die in in 2011 te zien was, vlakt af in 2012. Het uitgesteld kijken via de tv is opgenomen in de totale gemiddelde kijktijd van 196 minuten per dag.
Het percentage uitgesteld kijken binnen zeven dagen is in 2012 gegroeid van 2,9 naar 3,2 procent van de totale kijktijd. Relatief bescheiden volgens SKO, zeker vergeleken met bijvoorbeeld Engeland, waar het percentage inmiddels boven de 10 procent ligt. Wel heeft uitgesteld kijken grote impact op bepaalde programma’s, waar soms zelfs tussen de 300.000 en 400.000 kijkers het programma uitgesteld bekijken. Het kijken via een harddisk recorder groeit ook door, van 2,7 naar 3,4 procent.
Bas de Vos (directeur SKO) stelt dat de zich doorzettende trends van digitalisering en uitgesteld kijken op andere platforms laten zien dat blijven innoveren in het kijkonderzoek belangrijker is dan ooit. Nieuwe meetmethodes zijn begin dit jaar doorgevoerd.
De groei van het aantal bezitters van een mobiel device leidt tot een toenemend gebruik van tv kijken via internet of via tv-apps, meldde in december 2012 het onderzoek Trends in Digitale Media van Intomart GfK, uitgevoerd met CEBUCO, GAU, PMA, RAB en SPOT. 4,3 miljoen Nederlanders bezitten een tablet, zeven miljoen Nederlanders hebben een smartphone.
Er is volgens de studie een toename van het aantal schermen waarop tv-uitzendingen worden bekeken. Werd er in 2011 nog door zes procent van de smartphone-bezitters wel eens via hun device naar tv-programma's gekeken, eind 2012 is dat negen procent. Voor tablets bedragen de percentages vijf procent eind 2011 en 16 procent nu. Het aandeel van laptop en desktop is vrijwel ongewijzigd gebleven (34 respectievelijk 30%).