Er is sprake van een forse groei van uitgesteld tv-kijken. Dat komt vooral voor rekening van de toename van het bezit van digitale opnameapparatuur, met name van digitale ontvangers. Dat stelt Stichting Kijkonderzoek (SKO) op basis van de laatste cijfers over wat het UGK (uitgesteld kijken) noemt.
SKO meet sinds 2008 het uitgesteld kijken naar televisieprogramma’s. Als een uitzending later op de uitzenddag of op één van de zes daarop volgende dagen wordt teruggekeken, dan wordt dit in de kijkcijfers als uitgesteld kijken naar een programma of zender gerapporteerd.
In 2008 werd gemiddeld 1,2 minuten per dag uitgesteld gekeken, in 2012 is dit toegenomen naar 6,4 minuten, ofwel 3,2 procent van de totale kijktijd. Het percentage uitgesteld tv-kijken is groter onder vrouwen, hoog opgeleiden en in de leeftijdsgroep 20 tot en met 49 jaar. De grootste groei in uitgesteld kijken, ten opzichte van eerdere jaren, is te zien in de leeftijdsgroepen van 6 tot en met 19 jaar. ‘Zware’ televisiekijkers kijken relatief het meest uitgesteld.
Opmerkelijk noemt SKO het dat uitgesteld kijken een sociale bezigheid is. Het percentage van samen kijken met andere gezinsleden is hoger voor uitgesteld kijken (62%) dan voor het lineair kijken (55%). Bas de Vos (directeur SKO) stelt dat ook content als ‘programma gemist’ steeds sneller beschikbaar is via on demand services van de digitale set-top box. Dat stimuleert uitgesteld kijken.
