
De Stichting Stop5GNL is niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen gericht op het tegengaan van het gebruik van 5G-technologie, zo heeft het gerechtshof Den Haagt bepaald op 15 juni. Volgens het hof hoort de zaak bij de bestuursrechter thuis, terwijl de vorderingen zijn ingediend bij de civiele rechter.
Stichting Stop5GNL is van mening dat de uitrol van 5G onrechtmatig is, omdat het de burgers niet beschermt tegen de gevolgen van blootstelling aan straling van 5G. Overigens wordt er al lange tijd onderzoek gedaan naar de gevolgen van die straling.
Stop5GNL startte op 25 februari 2020 een kort geding tegen de Nederlandse staat. De zaak diende op 4 mei 2020 en drie weken later wees de rechtbank Den Haag de eis van de stichting officieel af. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter gaven de rapporten van deskundigen waarop de Staat zijn beleid ten aanzien van 5G baseert, geen aanleiding tot een verbod op de uitrol van 5G. Op 23 juni maakte de stichting bekend in hoger beroep te gaan.
Eisers civiele zaken zijn niet-ontvankelijk wanneer zij ook bij bestuursrechter hun doel kunnen bereiken
In dat hoger beroep heeft het hof van Den Haag vandaag de stichting niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen, omdat de bestuursrechter de zaak ook zou kunnen behandelen. Een eiser in een civiele procedure wordt niet-ontvankelijk verklaard als hij zijn doel ook kan bereiken, of had kunnen bereiken, door op te komen tegen besluiten van de overheid bij de bestuursrechter. De gedachte achter deze regel is dat tegenstrijdige uitspraken van de civiele rechter en de bestuursrechter over dezelfde kwestie zoveel mogelijk moeten worden vermeden.
Het is nog niet bekend of Stichting Stop5GNL zijn zaak nu bij de bestuursrechter gaat indienen. In de uitspraak van de rechter staat dat de stichting daar nog steeds de kans toe heeft.