
Nederlandse gemeenten moeten een duidelijke keuze maken tussen leefbaarheid en veiligheid als het gaat om het plaatsen van antennes voor mobiele netwerken. Dat stelt Directeur-Hoofdinspecteur Peter Spijkerman van Agentschap Telecom in het kader van de discussie over het realiseren van 100 procent mobiele dekking in Nederland.
Volgens Spijkerman willen operators vaak wel extra antennes in gebieden plaatsen waar door omstandigheden de dekking niet optimaal is (zoals in grensstreken), maar maken bewoners regelmatig bezwaar tegen het plaatsen van deze antennes. Spijkerman stelt dat gemeentes die over vergunningen voor te plaatsen antennes gaan, een keuze moeten maken tussen de leefbaarheid van de bewoners die geen antennes in hun achtertuin willen, en de veiligheid van de bewoners die mobiel willen bellen.
Het ministerie van Economische Zaken liet begin oktober weten de bereikbaarheid van alarmnummer 1-1-2 in de grensstreek te laten onderzoeken door agentschap Telecom en TNO. Samen met de drie huidige MNO's inventariseren de twee organisaties of er witte plekken zijn in de mobiele dekking. In december moet een dekkingskaart klaar zijn. Deze dekkingskaart geldt voor buitenshuis, maar geeft ook een indicatie van de dekking binnenhuis. Het rapport gaat niet in op de vraag hoeveel extra mobiele masten er nodig zouden zijn om de dekking te verbeteren. De Persdienst meldde op 1 september dat 50.000 tot 60.000 mensen in noodgevallen niet de alarmcentrale kunnen bereiken. EZ noemde dat een grove schatting.
Volgens Spijkerman blijkt uit regelmatig gehouden discussies met stakeholders dat er veel fabels zijn over de mogelijkheid om het mobiele bereik te verbeteren. Zo heeft het overheidsbeleid mobiele dekking in de grensregio’s juist mogelijk gemaakt, stelt de directeur van AT. “Als we geen afspraken met de buurlanden hadden gemaakt, was er sprake van storingen van netwerken uit die buurlanden. Eenvoudige oplossingen zijn er niet en we willen daarom graag uitleggen welke factoren relevant zijn voor verbetering van de dekking van mobiele netwerken. Het gaat hierbij niet om één factor maar om de samenhang van kosten/baten en het kunnen plaatsen van masten, het bereik van de mobiele telefoon zelf en fysische invloeden.”
Daarnaast zijn er ook andere mogelijkheden om het mobiele bereik in en om het huis te verbeteren. Zo zijn er kleine basisstations (zoals femto- en picocellen), die het signaal via de vaste internetverbinding in huis veel verder verspreiden.