
De Europese Commissie gaat België voor het Europees Hof van Justitie dagen over de doorgifteplicht in het kader van de universeledienstrichtlijn, die in het tweetalige Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor omroepen geldt. de Commissie heeft het besluit genomen nadat België een laatste waarschuwing van de Commissie in november 2008 had genegeerd. Volgens de Commissie zijn de regels die kabel- en andere netwerkexploitanten verplichten radio- en televisiezenders in het Brussels Gewest aan te bieden, niet evenredig. Gerechtelijke procedures tegen Duitsland over de doorgifteplicht zijn afgerond. Ook de procedures tegen Zweden en Nederland over andere telecomzaken zijn afgerond.
De Commissie heeft de gerechtelijke procedure tegen Nederland stopgezet omdat nu hulpdiensten de locatiegegevens van bellers die het Europese noodnummer 112 bellen kunnen achterhalen, ook als de bellers niet kunnen zeggen waar ze zijn. Na een zaak die de Commissie in 2006 had geopend, had het Hof van Justitie op 9 oktober 2008 geoordeeld dat Nederland er niet voor had gezorgd dat de locatiegegevens van bellers beschikbaar waren voor mobiele oproepen naar 112. Het Nederlandse ministerie had aangegeven dat de locatiegegevens van bellers die mobiel naar 112 belden, met ingang van 30 maart 2009 volledig beschikbaar zou komen voor regionale hulpdiensten. De Commissie heeft bewijs ontvangen dat dit nu beschikbaar is en heeft de zaak dus gesloten.
De inbreukprocedure tegen Duitsland had als oorsprong een klacht over de wetgeving die kabelexploitanten in Duitsland verplichtte om bepaalde publieke televisiekanalen uit te zenden. Een prejudiciële beslissing van het Hof van Justitie van 22 december 2008 verduidelijkte dat de EU-bepalingen een dergelijke doorgifteplicht niet in de weg staat, voor zover deze verplichtingen geen onredelijke economische gevolgen hebben.
De afgesloten inbreukprocedure tegen Zweden ging over de mogelijkheid voor gebruikers en telecomexploitanten om bij de rechter beroep in te stellen tegen besluiten van de telecomregulator. De Commissie was de zaak begonnen omdat de Zweedse rechters in 2004 hadden geconcludeerd dat exploitanten die onderling verbonden zijn met het netwerk van de gevestigde exploitant geen mogelijkheid hadden om beroep in te stellen tegen een besluit van de telecomregulator waarin de verplichtingen van de gevestigde exploitant zijn bepaald. Na het arrest van het Hof van Justitie van 21 februari 2008 over het recht van beroep in Oostenrijk heeft Zweden zijn telecomwetgeving aangepast door de mogelijkheden van de benadeelde partij uit te breiden.