
Mobiele operators en gemeenten hebben de afgelopen jaren maatregelen genomen om de bereikbaarheid van alarmnummer 1-1-2 te verbeteren, schrijft minister van Justitie en Veiligheid Grapperhaus in een brief aan de Tweede Kamer. CDA-lid van Toorenburg heeft op 23 januari vragen gesteld over het lopende onderwerp.
In april 2015 meldden het ministerie van Economische Zaken het Agentschap Telecom/TNO dat die bereikbaarheid op een hoog niveau ligt. Het percentage geslaagde mobiele testoproepen lag rond de 99 procent.
Het onderzoek liet verder zien dat naast mobiele dekking een aantal andere factoren invloed heeft op de slagingskans van een mobiele noodoproep, zoals de ontvangstgevoeligheid van de gebruikte mobiele telefoontoestellen en weersomstandigheden.
Gerichte maatregelen in dorpskernen
In februari 2016 heeft EZ al aangegeven dat gemeenten en operators samen maatregelen hebben genomen. Het gaat om het vernieuwen van bestaande apparatuur, het bijplaatsen van masten en antennes en het bijstellen van bestaande antenne-installaties. Het ministerie heeft er nu vertrouwen in dat gemeenten en operators de bereikbaarheid van het alarmnummer belangrijk vinden.
De maatregelen die operators nemen, zijn gericht op alle mobiele bereikbaarheid, niet alleen op het alarmnummer. In dorpskernen met minder dan 99 procent bereikbaarheid hebben burgers voorlichting gekregen over wat ze kunnen doen in noodgevallen. Een van de adviezen is overigens om een vaste telefoon te gebruiken.
De discussie over bereikbaarheid staat los van de discussie over aanrijtijden. Politie, brandweer en ambulance proberen zo snel mogelijk op de plek des onheils te zijn, maar slagen daar in het buitengebied niet altijd in. De politie streeft ernaar om in 90 procent van de spoedmeldingen binnen een kwartier aanwezig te zijn.