
Een terugkerend thema in de telecom is: hoeveel verschillende netwerken zijn nodig voor optimale concurrentie? Bij de Opta en nu bij de ACM is te beluisteren: 'two is not enough'. Anderen houden vol dat twee vaste netwerken (koper en coax) en drie mobiele netwerken zorgen voor voldoende concurrentie. Eentje meer in mobiel omdat daar de kosten van een aansluitnetwerk (graafwerk) ontbreken. De kwestie is actueler dan ooit, omdat een eventuele fusie van Liberty Global en Vodafone in een aantal landen zorgt voor sterke concurrentie voor de incumbent, waarbij challengers vermalen dreigen te worden. En op de mobiele markt is in verschillende landen een consolidatie gaande van vier naar drie operators. Er zijn berichten over prijsstijgingen in Oostenrijk na een dergelijke consolidatie. Overigens moeten we hier wel duidelijk zijn over de centrale markt waar het hier om gaat: de breedbandmarkt (vast of mobiel). We kunnen wel stellen dat de dienstenmarkt (voice, SMS/chat, TV/video) dankzij de OTT-sector inmiddels zeer concurrerend is. Berec, het Europese samenwerkingsverband van nationale toezichthouders, heeft pas een interne document en een consultatie gelanceerd op het onderwerp. Men kijkt met name naar het gevaar van het oligoplie. Marktpartijen kunnen tot 1 augustus reageren. Waar moeten we zoal mee rekening houden?
Rentabiliteit vs. concurrentie
De toetredingsdrempel in de telecom is hoog door de kosten van een vergunning (mobiel) of een aansluitnetwerk (vast). Dat werkt monopolievorming in de hand, dus is er een taak weggelegd voor de overheid. Meer partijen betekent in beginsel meer concurrentie, maar in de telecom daalt daardoor de bezettingsgraad van het netwerk en dus de rentabiliteit. Als er twee vaste netwerken zijn en beide hebben 50 procent van de markt, dan geldt voor beide dat 50 procent van het aansluitnetwerk niet gebruikt wordt. De vaste kosten blijven hoog en kunnen over minder abonnees gespreid worden. Sterker nog, telecom is bij uitstek schaalbusiness en als er bijvoorbeeld vier partijen zijn met een netwerk, dan verhindert de grote mate van leegstand dat ooit voldoende schaal bereikt wordt.
Er moet dus een balans worden gevonden. Bij hoeveel operators is er een optimale balans van rentabiliteit en concurrentie? Maar dat is nog niet alles. Er is altijd een gevaar van collusie (prijsafspraken, handhaven status quo, verminderen van de investeringen, dividend maximaliseren). Operators kunnen er de voorkeur aan geven de overtollige cash niet door te geven aan de klant (in de vorm van lagere tarieven) of te herinvesteren in het netwerk, maar uit te keren aan de aandeelhouders (dividend). De vraag is of dit risico toeneemt naarmate er minder operators zijn en dat is niet zomaar duidelijk.
Vooralsnog is onduidelijk onder welke omstandigheden collusie optreedt. In Nederland gaat het schijnbaar al jaren goed, want de concurrentie van KPN en de kabel zorgde voor hoge noteringen in de lijstjes van bijvoorbeeld Akamai (kwartaalrapport State of the Internet). Overigens zeggen de wetten van de logica dat hieruit niet zonder meer geconcludeerd kan worden dat er dus geen sprake is van een duopolie. Immers, onder andere omstandigheden waren we misschien veel verder geweest op de breedbandmarkt, met nog hogere snelheden en een landelijk dekkend FTTH-netwerk.
Level playing field
De incumbents vragen sinds enige tijd om een 'level playing field' met de OTT-sector. Als we dat betrekken op de dienstenmarkt, dan is om te beginnen de vraag in hoeverre voice en SMS concurreren met OTT-diensten zoals WhatsApp, Facebook Messenger en Viber. Voorts is het de vraag wat de incumbents ermee opschieten als de OTT-sector onderworpen zou worden aan dezelfde regulering. En ten slotte is het de vraag wat zij ermee zouden opschieten als de regulering van voice/SMS zou vervallen.
De roep om een level playing field kan ook betrokken worden op de telecommarkt zelf, waar de incumbent als enige verticaal geïntegreerd is. Er is daardoor per definitie geen level playing field voor de challengers. BT en KPN zijn voorbeelden van operators die zelfs wijzen op de voordelen hiervan: "We are digital champions". Maar het feit alleen dat er aan verticale integratie voordelen zitten, is voldoende om te concluderen dat er geen level playing field is. En er is maar één manier om dat te doorbreken: structurele scheiding van netwerk en diensten door de volledige verkoop van het netwerkbedrijf (zoals BT Openreach en KPN NetCo). Net zoals in andere nutssectoren. Daardoor kan er ook geen kruissubsidiëring meer plaatsvinden en kan optimaal in netwerken geïnvesteerd worden. Tegelijkertijd kan op het dienstenniveau de concurrentie toenemen, met alle gevolgen voor tarieven, innovatie en kwaliteit. Er ontstaat hierdoor een level playing field waar de incumbents, de challengers en de OTT-aanbieders allemaal met elkaar concurreren, zonder oligopolie. De telecomproviders kunnen zelfs door internationale consolidatie zoveel schaal bereiken, dat zij een eindelijk een antwoord kunnen formuleren op de machtige OTT-sector.
Op het netwerkniveau ontstaat een monopolie (afgezien van de kabel) dat gereguleerd moet worden. En geprikkeld moet worden om te investeren. Maar op het dienstenniveau kan de regulering vervallen.