
ACM heeft op 9 mei het ontwerpbesluit aanpassing Tariefbesluit WPC-IIa bij de Europese Commissie genotificeerd (na nationale consultatie). De EC heeft een maand om een oordeel over het herziene besluit te vellen. Daarna zal ACM het definitieve aanpassingsbesluit nemen.
Het gaat bij de aanpassing om de hoogte van bepaalde kosten die KPN mag doorberekenen aan partijen die wholesale MDF-toegangsdiensten van KPN gebruiken. ACM heeft de herziening gebaseerd op een rapport van NERA Economic Consulting over de kapitaalskosten van KPNs wholesale-activiteiten.
Het gaat om een herziening van het besluit Wholesale price caps 2009-2011 (WPC-IIa). Hierin had telecomtoezichthouder Opta (die in 2013 opging in de ACM) op 16 december 2009 het systeem goedgekeurd dat KPN gebruikt om te bepalen welke tarieven KPN aan andere telecombedrijven rekent voor het inkopen van bepaalde telecommunicatiediensten, zoals MDF-access (toegang tot het kopernetwerk). ACM reguleert deze tarieven om ervoor te zorgen dat er meer concurrentie komt op de telecommunicatiemarkten.
Op 23 september 2013 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) in een tussenuitspraak aan ACM opdracht gegeven om het WPC-IIa besluit op een aantal punten aan te passen, na een beroep op dit punt van KPN. ACM heeft tot 12 maart 2014 het ontwerpbesluit waarmee ACM het WPC-IIa besluit aanpast nationaal geconsulteerd. Hierop zijn drie zienswijzen ingediend, door KPN, Tele2/Online en BCPA (Business Communication Providers Alliance). Dit is een samenwerkingsverband tussen BT Nederland, COLT Technology Services en Verizon Nederland. ACM heeft naar aanleiding van deze zienswijzen de tekst van het besluit op bepaalde punten aangepast. Ook is een nota van bevindingen opgesteld.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven deed in september 2013 uitspraak in een aantal beroepszaken tegen tariefbesluiten van de ACM inzake toegang tot KPN's vaste netwerk in de reguleringsperiode 2009-2011 (WPC-I en WPC-IIa). Het beroep ging over de kosten die KPN in rekening brengt voor co-locatie (faciliteiten die KPN moet bieden ter ondersteuning van zijn toegangsverplichting). de klagende partijen meenden dat KPN te hoge kosten rekende voor co-locatie. Het CBb wees de beroepen van BT, Colt, Verizon, BBned, Online en Tele2 tegen WPC-I af, waarmee het tariefbesluit definitief werd. Voor WPC-IIa diende de ACM binnen zes maanden een herstelbesluit te nemen, met een nadere uitwerking van bepaalde onderdelen, zoals kapitaalkosten, CPS en WLR.
Bij de drie WPC-IIa beroepszaken betrof het een zaak die KPN had aangespannen en twee beroepen die BT, Colt, Verizon Business en BBned, Online en Tele2 hadden aangetekend. Het ging hierbij vooral om onenigheid over de kosten die KPN mag doorberekenen (de leegloopregel) omdat zijn oude netwerk minder wordt gebruikt naarmate zijn All-IP netwerk wordt uitgebouwd en meer wordt gebruikt door alternatieve aanbieders van communicatiediensten. De ACM moest volgens KPN duidelijk maken hoe het zit met de volumeontwikkeling (leegloop) van MDF-access op koper naar andere infrastructuren. De invulling leek er volgens KPN vanuit te gaan dat klanten overstappen naar FttC of FttH, waarbij de invloed van vooral de kabel als concurrerende infrastructuur buiten beschouwing werd gelaten. KPN kreeg hier gelijk van het CBb. De ACM diende haar tariefbesluiten op dit punt nader te motiveren met een steekproef of marktonderzoek onder eindafnemers.