Het Hof verwijt het BIPT dat het de Belgische mededingingsautoriteit niet geraadpleegd heeft, terwijl dit vanwege een nieuwe berekeningsmethode voor het vaststellen van de tarieven wel nodig was. Als gevolg van de uitspraak geldt nu weer de oude tariefregulering in plaats van de sterk verlaagde afgiftetarieven die sinds augustus vorig jaar ingevoerd waren.
De betrokken tarieven betreffen de maximale wholesaleprijzen die operators mogen hanteren wanneer een andere operator (vast, mobiel, binnen- of buitenlands) een gesprek laat eindigen op het netwerk van eerstgenoemde operator. Het BIPT achtte vorig jaar regulering nodig om te voorkomen dat operators met een sterke machtspositie (in Nederland Aanmerkelijke Marktmacht genoemd) buitensporige tarieven konden hanteren.
Het BIPT had voor het bepalen van de maximale prijzen het zogeheten pure LRIC-model gehanteerd, naar eigen zeggen in overeenstemming met het Europese regelgevingskader. Deze methode bepaalt de afgiftetarieven op basis van de kosten die strikt verband houden met de verstrekking van de gespreksafgiftedienst voor een efficiënte vaste operator. Dat leidde tot een opgelegd afgiftetarief van maximaal 0,092 eurocent/min vanaf 1 november 2016.
Na de uitspraak van het Het hof geldt weer de oude tariefregulering van het BIPT van 2 maart 2012. Het BIPT stelt te hopen dat operators desondanks contractueel zullen vastleggen om onderling de nieuwe tarieven te blijven hanteren, maar vreest dat de wholesaletarieven weer zullen stijgen, ten nadele van Belgische consumenten en bedrijven. De toezichthouder wil dit jaar nog een nieuw marktanalysebesluit uitbrengen dat eveneens nog in 2017 dit jaar voor raadpleging zal worden voorgelegd.
