
Verkopers van smartphones proberen consumenten met een kapot toestel vaak af te schepen met onjuiste informatie over de reparatiemogelijkheden. Dat blijkt volgens de Consumentenbond uit een praktijkproef voor de Digitaalgids, waarbij 16 defecte smartphones waarvan de garantieperiode nog liep, bij de verkopende partij werden aangeboden. In veel gevallen werd gesteld dat het repareren veel geld zou gaan kosten, onder meer vanwege onderzoekskosten. Volgens de bond zijn deze kosten de eerste zes maanden echter nog voor rekening van de verkoper.
Behalve met hoge servicekosten voor de smartphone-eigenaar werd regelmatig geschermd met een reeks excuses om te voorkomen dat de kapotte smartphone moest worden ingenomen voor reparatie. Soms kreeg de eigenaar te horen dat hij of zij zelf schuldig was aan het defect wegens te ruw gebruik. Pas na aandringen werden 14 van de 16 smartphones toch ingenomen en kosteloos gerepareerd. Reden voor de Consumentenbond om eigenaars van een defecte smartphone te adviseren voet bij stuk te houden wanneer zij hun toestel terugbrengen voor reparatie.
Bij twee iPhones waar de vochtindicator bevochtigd was – maar er geen daadwerkelijke vochtschade was – werd ten onrechte vochtschade geconstateerd. De kosten voor reparatie van 250 euro waren dan voor rekening van de eigenaar. Dit terwijl volgens de bond een verkleuring van de vochtindicator alleen onvoldoende bewijs is dat er door oxidatie een defect is ontstaan, daarvoor is aanvullend bewijs nodig.
De Consumentenbond komt ook met enkele tips voor consumenten om zich niet af te laten schepen. Zo geldt voor duurdere smartphones vaak een langere garantieperiode – tot drie jaar – ook wanneer de fabrieksgarantie korter is.