
De Nederlandse regering houdt vast aan het verbod op prijsdiscriminatie bij telecom- en internetdiensten. Dat schrijft het ministerie van Economische Zaken in antwoord op vragen van de Eerste Kamer. De Eerste Kamer behandelt de wijziging in de Telecommunicatiewet die de Europese verordening omzet. De PVV-fractie in de Senaat heeft nog vlak voor de zomervakantie enkele vragen gesteld over de richtsnoeren van Berec en de mogelijke gevolgen van juridische procedures.
EZ bevestigt dat marktpartijen naar de rechter kunnen gaan en dat dat wel eens lang kan gaan duren, zeker als een zaak bij het Europees Hof komt. Die doorlooptijden zijn een punt van zorg in een dynamische telecommarkt.
EZ schat in dat Nederland inderdaad strenger zal zijn dan sommige andere landen. Berec is tegen negatieve prijsdiscriminatie, maar wijst positieve prijsdiscriminatie niet op voorhand af. “Het lijkt er meer op dat in een groot deel van de andere lidstaten anders wordt aangekeken tegen positieve prijsdiscriminatie in het algemeen”, schrijft minister Kamp. Dit kan ertoe leiden dat de Europese Commissie een inbreukprocedure begint tegen Nederland. Nederland ziet die ruimte voor positieve discriminatie echter niet en zal daaraan vasthouden.
EZ heeft deze nadere memorie van antwoord geschreven vóórdat Berec haar definitieve richtsnoeren heeft gepubliceerd. De definitieve versie van die – niet bindende – richtsnoeren bevat inderdaad geen absoluut verbod op positieve prijsdiscriminatie, ofwel zero-rating. Zowel Berec als de Europese Commissie bevestigt dat er dus verschillen kunnen ontstaan tussen landen. Berec gaat echter niet over nationale wetgeving. De Europese Commissie kan nog geen standpunt innemen over de Nederlandse wet, aangezien die nog in de Eerste Kamer moet worden afgerond.
De Eerste Kamer heeft netneutraliteit geagendeerd voor de commissievergadering van 13 september.