
Digitale platformen staan in Europa steeds vaker onder druk vanwege hun dominante marktposities, datagedreven verdienmodellen en impact op privacy. Hoogleraar Mark de Reuver van TU Delft signaleert in de nieuwste TP:Talks podcast een groeiend bewustzijn over de maatschappelijke gevolgen van deze platformen en ziet in regelgeving, innovatie en digitale geletterdheid de sleutels tot verandering.
Digitale afhankelijkheid leidt tot Europese herbezinning
De Europese discussie over digitale platformen verschuift van enkel regulering naar een bredere strategie waarin innovatie en digitale soevereiniteit centraal staan. Volgens De Reuver is het besef gegroeid dat Europese autonomie op digitaal vlak noodzakelijk is. Grote Amerikaanse platformen zoals Google, Apple en Meta domineren het ecosysteem, met businessmodellen die gericht zijn op dataverzameling en gebruikersverslaving. Tegelijkertijd groeit de wens om nieuwe, maatschappelijk verantwoorde modellen te ontwikkelen waarin gebruikers meer controle krijgen over hun data.
Een platform is pas waardevol als het uitbreidbaar is
Platformen worden volgens De Reuver pas waardevol als ze twee kenmerken combineren: het verbinden van twee gebruikersgroepen en het bieden van uitbreidbare infrastructuur. Denk aan smartphones die ontwikkelaars en consumenten samenbrengen en ruimte bieden voor innovatie via apps. In dat licht is een platform als Netflix volgens hem minder geschikt als voorbeeld, omdat het beperkte uitbreidbaarheid heeft.
Kritiek op perverse modellen groeit sinds Cambridge Analytica
De kritiek op platformen is in de afgelopen tien jaar sterk toegenomen, met schandalen zoals Cambridge Analytica als omslagpunt. Negatieve aspecten zoals datamisbruik, monopoliegedrag en misinformatie domineren het debat. Veel platformen werken met businessmodellen waarbij gebruikers ‘betalen’ met hun data. Tegelijkertijd ontstaan alternatieven zoals Signal, dat met een donatiemodel werkt en snel groeit in Nederland. Binnen de TU Delft richt het onderzoek zich op thema’s als decentralisatie, acceptabele businessmodellen en data-interoperabiliteit. Er wordt gekeken hoe gebruikers zelf de controle kunnen houden over hun data en identiteit, bijvoorbeeld via gedistribueerde technologie of smart contracts. De nieuwe Europese identiteitsverordening moet hierin een rol gaan spelen, door burgers in staat te stellen selectief en gecertificeerd informatie te delen.
Openheid en controle staan op gespannen voet
Een belangrijk spanningsveld blijft volgens De Reuver de balans tussen openheid en controle. Waar openheid innovatie mogelijk maakt, vereist bescherming van persoonsgegevens juist striktere toegang en toezicht. Deze spanning is zichtbaar in discussies over Apple’s App Store of de openheid van social media. Er is geen universele maatstaf om platformen op dit vlak te beoordelen, omdat maatschappelijke normen voortdurend verschuiven en afhankelijk zijn van context.Verder komt uit het gesprek naar voren dat platformbedrijven vaak bewust streven naar een monopoliepositie, om vervolgens hun marktmacht uit te bouwen. Voorbeelden zijn Uber of EasyPark, die door concurrenten op te kopen en tarieven te veranderen hun machtspositie versterken. Ook speelt gedragsbeïnvloeding een rol. Uit onderzoek blijkt dat gebruikers technologieën vertrouwen als deze goed worden uitgelegd, ook al is de werking onduidelijk. Dit wijst op een risico van schijntransparantie.
Digitale geletterdheid en alternatieve modellen zijn cruciaal
Digitale geletterdheid is volgens De Reuver essentieel. Burgers moeten begrijpen welke waarde hun data hebben, hoe zij bewuste keuzes kunnen maken en hoe zij hun rol in het ecosysteem kunnen invullen. Hij pleit voor experimenteeromgevingen waarin gebruikers kunnen leren omgaan met digitale controle en toegang. Niet alleen scholen of overheden, maar ook platformaanbieders en wetenschappers kunnen hieraan bijdragen.
De Reuver is hoopvol over de toekomst. Hij ziet kansen voor eerlijke verdienmodellen waarin gebruikers mogelijk zelfs meeprofiteren van het gebruik van hun data. Voorwaarde is wel dat er maatschappelijke druk blijft bestaan en dat wetgeving en technologische innovatie hand in hand gaan. Onderzoek blijft daarin onmisbaar, zowel om nieuwe modellen te ontwerpen als om bestaande systemen kritisch te evalueren.

