
De Europese Commissie heeft haar voorstellen bekendgemaakt om de belasting te verhogen die wordt geheven op digitale diensten zoals online advertenties. Als een "voorlopige maatregel" zouden grote bedrijven een heffing van 3 procent moeten gaan betalen op de inkomsten uit dergelijke diensten in de EU. Op langere termijn kunnen EU-leden de winst van de diensten belasten als ze een bepaalde drempel overschrijden. Het voorstel volgt op herhaalde oproepen van EU-landen zoals Frankrijk en Italië, die graag zien dat online bedrijven zoals Google en Facebook meer belasting afdragen. De bedrijven hebben vaak geen significante fysieke aanwezigheid in veel EU-landen, ook al hebben ze nog steeds miljoenen gebruikers en klanten. Naar schatting heeft Google meer dan 16 miljard euro via Nederland doorgesluisd.
Die fysieke aanwezigheid is een belangrijk criterium voor het bepalen van de vennootschapsbelasting. Bij gebrek daaraan worden de winsten doorgesluisd naar het thuisland of het Europese hoofdkantoor van het bedrijf, waardoor belasting wordt vermeden in het land waar de klanten zijn gevestigd.
Het Europees Parlement heeft al zijn steun uitgesproken voor het belasten van bedrijven met een 'digitale aanwezigheid'. Het keurde eerder deze maand de contouren van een dergelijke belasting goed als onderdeel van een bredere hervorming van de EU-belastingwetgeving om belastingontwijking door multinationals te beteugelen en het fiscale kader te vereenvoudigen voor grote bedrijven die in meerdere landen actief zijn.
De Europese Commissie voert al meerdere procedures om bedrijven aan te pakken via staatssteun, waaronder Amazon en Apple, omdat die de verschillen in nationale belastingwetgeving in de hele EU misbruiken om belasting te voorkomen. De Commissie wil een proactievere aanpak en probeert de bedrijven aan de bron te belasten. Dat plan moet nog worden goedgekeurd door het Parlement en de Raad.
De initiële belasting van 3 procent zou worden toegepast op inkomsten "gecreëerd uit activiteiten waarbij gebruikers een belangrijke rol spelen bij het creëren van waarde en die het moeilijkst te vangen zijn met de huidige belastingregels", aldus de Commissie. Dit omvat inkomsten uit de verkoop van online advertentieruimte, uit digitale intermediaire activiteiten die gebruikers in staat stellen om te communiceren met andere gebruikers en die de verkoop van goederen en diensten daartussen mogelijk maken. Ook het (door-)verkopen van gebruikersprofielen moet worden belast.
De belasting wordt geïnd door de EU-landen waar de gebruikers zich bevinden en is alleen van toepassing op bedrijven met een mondiale jaaromzet boven de 750 miljoen euro en een EU-omzet boven de 50 miljoen euro. Volgens de Commissie zou de belasting 5 miljard euro voor EU-landen kunnen genereren.
Langdurige digitale aanwezigheid
De belasting van 3 procent zou van toepassing zijn totdat er een oplossing voor de langere termijn komt om de winst uit dergelijke diensten te belasten, zelfs als het bedrijf niet fysiek aanwezig is in het land. De Commissie heeft ook een voorstel op dit gebied ingediend en criteria vastgesteld om te bepalen of een bedrijf in een EU een belastbare "digitale aanwezigheid" of een "virtuele permanente vestiging " heeft.
Ze zouden onderworpen zijn aan vennootschapsbelasting als ze de jaarlijkse inkomsten in de EU-staat met meer dan EUR 7 miljoen overschrijden, in de loop van het boekjaar meer dan 100.000 gebruikers in het land hebben, of binnen een jaar meer dan 3000 zakelijke contracten voor digitale services genereren.
De maatregel zou uiteindelijk kunnen worden geïntegreerd in de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting. Dat is het initiatief van de Commissie om winst toe te wijzen aan grote multinationale groepen. Het Parlement heeft daar al mee ingestemd.
Valdis Dombrovskis, de vicevoorzitter van de Commissie voor de euro en de sociale dialoog, zei dat de EC "de voorkeur zou geven aan regels die op mondiaal niveau zijn overeengekomen, met inbegrip van de OESO. Maar de hoeveelheid winst die momenteel onbelast blijft, is onaanvaardbaar.” Hij noemt het urgent om de belastingregels geschikt te maken voor de 21ste eeuw.
OESO verdeeld
De kwestie is al in behandeling genomen door de OESO, die in de afgelopen week een rapport uitbracht over digitale belastingzaken, op de top van de ministers van Financiën van de G20 in Buenos Aires. Het OESO-rapport onderstreept de complexiteit van het probleem en de moeilijkheden bij het voorkomen van onbedoelde neveneffecten, zowel voor de digitale industrie als voor het belastingstelsel.
De OESO zei dat meer dan 110 landen het eens zijn geworden over de noodzaak om te werken aan een betere coördinatie van belastingwetten voor digitale diensten. Er is echter een aanzienlijk verschil in standpunten. Sommige landen buiten de EU pleiten voor een andere aanpak, met andere regels voor de verdeling van belastbare winst tussen landen. De OESO zal met zijn leden blijven samenwerken aan mogelijke oplossingen, als onderdeel van het bredere project 'Base Erosion and Profit Shifting', om internationale belastingontduiking te bestrijden.
Op het voorstel kwam meteen een felle reactie van de CCIA, een lobbygroep uit de industrie waar ook Google, Amazon, Facebook en eBay lid van zijn. De voorgestelde omzetbelasting "is discriminerend en gaat voorbij aan de algemene consensus dat de digitale economie niet apart moet worden behandeld.” CCIA stelt dat digitale bedrijven effectief evenveel vennootschapsbelasting betalen als traditionele bedrijven en roept de EU op om internationale belastinghervorming via de OESO te zoeken, “in plaats van discriminerende, eenzijdige acties na te jagen met risico's voor de digitale economie van Europa en internationale handelsbetrekkingen”.