
In de Eerste Kamer hebben de fracties van PvdA en CDA nog vragen over de Wibon. Dat wetsvoorstel regelt dat bovengrondse infrastructuur kan worden gedeeld voor de aanleg van (mobiel) breedband. De beheerders van die netwerken gaan informatie uitwisselen, zoals nu al gebeurt met ondergrondse netten, via de bestaande wet Wion. De vragen van de Senaat gaan niet over de wet zelf, maar over een amendement dat de Tweede Kamer heeft aangenomen. Dat amendement voegt het woordje ‘redelijk’ toe. De eigenaar van de grond (bijvoorbeeld een gemeente) moet de aanwezigheid van kabels en leidingen gedogen, maar kán een verzoek doen aan een eigenaar van netwerken om niet-gebruikte leidingen op te ruimen.
Dit verzoek wordt omgezet in een ‘redelijk verzoek’. De Senaat stelt de vraag aan de orde of daarmee de opruimplicht niet wordt uitgehold. Het zou dan aan de grondeigenaar zijn om te bewijzen dat een ongebruikte kabel of leiding nooit meer in de toekomst gebruikt zal worden. De leden van de Senaat stellen dat netwerkeigenaren geen voorzieningen hebben getroffen voor de opruimplicht en stellen dat die kosten dus bij de maatschappij worden gelegd.
Oude mantelbuizen zorgen voor discussie
De discussie over de gedoogplicht vs. de opruimplicht wordt al jaren gevoerd. Een erfenis uit het verleden speelt daarin nog steeds een rol. Voor de eeuwwisseling, tijdens de internetzeepbel, hebben bedrijven speculatief mantelbuizen in de grond gestopt, in de verwachting er later alsnog glasvezel doorheen te blazen. Deze lege mantelbuizen zijn ondiep gelegd en lopen dus over netwerken heen die wel in gebruik zijn, zoals voor energie en water. Dit compliceert werkzaamheden aan andere infra. Het is niet zeker dat die buizen in de toekomst nog bruikbaar zijn, maar het staat wel vast dat het opruimen ervan geld kost.
Daarnaast speelt mee dat de gedoogplicht eindig is onder de oude wet. Na het vervallen van de gedoogplicht kan de gemeente een opruimingsverzoek doen of besluiten om precariobelasting te gaan heffen. Om die reden heeft het ministerie in december gevraagd of de wet nog in het oude jaar kon worden afgehandeld. De Eerste Kamer heeft dat verzoek naast zich neergelegd.
De Senaat verzoekt het ministerie van EZK om uiterlijk 2 februari met een reactie te komen.