Het College Bescherming persoonsgegevens (CBp) oordeelt negatief over het wetsvoorstel voor de nieuwe Bewaarplicht voor telecommunicatiegegevens. De toezichthouder noemt deze onrechtmatig en adviseert het ministerie van Veiligheid en Justitie om het wetsvoorstel niet in te dienen bij de Tweede Kamer.
De huidige bewaarplicht is op losse schroeven komen te staan door een arrest van het Europees Hof van Justitie van april 2014. V&J wil het opvragen van verkeersgegevens vooraf laten toetsen door de rechter-commissaris, als extra waarborg op de praktijk.
Daarnaast wil men een onderscheid maken in de termijn dat gegevens kunnen worden opgevraagd. De telefoniebedrijven moeten alles twaalf maanden bewaren, maar de autoriteiten mogen bij lichte delicten alleen de laatste zes maanden opvragen en bij zware delicten de volledige twaalf maanden.
Dit onderscheid komt niet tegemoet aan de fundamentele bezwaren tegen de bewaarplicht. Het CBp oordeelt dat de bewaarplicht een zeer zwaar middel is. Omdat van élke Nederlander zo lang gegevens worden bewaard, is er sprake van een onevenredige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. De noodzaak van dat zware middel is de afgelopen 4,5 jaar niet systematisch onderbouwd.
Daarnaast stelt het CBp dat er in de praktijk niet wordt voldaan aan drie voorwaarden voor een goede uitvoering. Mensen worden na afloop niet geïnformeerd over het feit dat hun gegevens zijn onderzocht; er zijn geen openbare statistieken over de inzet van het middel; de positie van mensen met een beroepsgeheim is niet goed beschermd.
